Hans Bouma ‘Mens en dier behoren tot dezelfde orde’ (2018)

Eerst even dit. De Veluwezoom, ergens in de buurt van de Posbank. We maakten onze maandelijkse, altijd weer verrassende wandeling van Dieren naar Velp. Halverwege het smalle pad tussen de hier en daar nog bloeiende heide, stonden we even stil bij de majestueuze eik die ons de vorige keer tijdens een regenbui royaal onderdak bood. Zo’n boom wordt een vriend, zo’n boom groet je.

Even later zagen we twee mensen aankomen, een man en een vrouw. We naderden elkaar en ineens boog de man zich voorover – alsof hij iets liet vallen, maar nee. Vlakbij nu zagen we dat hij een op z’n glanzende rug druk spartelend torretje weer op z’n pootjes zette. Hij deed dat met zo’n natuurlijk gebaar, dat het ons diep ontroerde. Die man, een toonbeeld van volkomen vanzelfsprekende compassie. Ten voeten uit: eerbied voor het leven.

Het gebaar van die man gaf onze toch al zo mooie dag op de Veluwezoom een onverwachte glans. Zo kan het dus ook, mens zijn op aarde. In een wereld waar kostbaar leven meedogenloos wordt misbruikt, vernederd, vertrapt, stemde die man ons zeer hoopvol.

En dan nog iets. Een wel heel treurig stemmende aanblik, onlangs op de Utrechtse Heuvelrug, in de buurt van Maarn. Een jonge ree dood in het gras aan de kant van een weg. Volkomen gaaf, geen bloed, nergens een, althans zichtbare, verwonding. Eén tik van een auto was kennelijk genoeg. Dat een dier zo intens en onontkoombaar dood kan zijn.

Maar ook. Vijf minuten later kruist een wild zwijn onze weg, haastig maakt het zich uit de voeten. Weer huiver ik. Dat een dier zo intens en onontkoombaar lévend kan zijn.

Om dan nu tot de kern van mijn verhaal te komen. Wie partij kiest voor de dieren, stuit telkens weer op bevreemding, vaak ook op verbijstering. Wat bezielt jou? Het wordt nog net niet gezegd, maar de suggestie is voelbaar. Alsof je met je keuze voor die andere soort je eigen soort, de soort mens afvallig bent. Alsof je verraad pleegt aan de humaniteit. Je bent buiten de orde, je plaatst jezelf buiten de gangbare menselijke werkelijkheid. Een dier is toch maar een dier. Je moest beter weten.

Een dier is toch maar een dier. Daar steken critici toch wel opvallend veel energie in: om de verschillen tussen mens en dier breed uit te meten. En hierbij blijkt de mens steeds weer superieur te zijn, in alle opzichten moet het dier het tegen hem afleggen.

Wie partij kiest voor de dieren, is buiten de orde en hij hoeft zich daar allerminst voor te schamen. Want om wat voor orde gaat het? Een orde die pure wanorde, een orde die een regelrechte bedreiging of ronduit een ramp is voor de dieren. Je plaatst jezelf buiten de werkelijkheid, maar zo fraai is die werkelijkheid nu ook weer niet. Een werkelijkheid waarin de mens álle rechten en het dier géén rechten heeft. Er kan van alles en nog wat met het dier gebeuren en er gebeurt dan ook van alles en nog wat met het dier.

Wie partij kiest voor de dieren, gaat over tot een andere orde, de orde van het leven. In die universele werkelijkheid wil hij existeren. We zijn wel erg ver van huis geraakt dat we steeds weer moeten wijzen op het meest elementaire, op wat alles en iedereen kenmerkt en draagt, op wat alles en iedereen fundamenteel met elkaar verbindt: dat we leven. Samen met alles en iedereen maken we deel uit van een en hetzelfde mysterie. Als mens geef je op jóúw unieke manier expressie aan het leven, dieren doen dat op hún wijze.

Mens en dier behoren tot dezelfde orde, dezelfde luister en status verlenende werkelijkheid. Waarbij de mens in díe zin superieur is, z’n bijzondere humanitaire kwaliteiten mag bewijzen dat hij ander leven, leven van mensen, leven van dieren in hoge mate respecteert. Dat hij het speciaal opneemt voor leven, menselijk leven, dierlijk leven dat wordt bedreigd, uitgebuit, gemanipuleerd. Pas díe mens is werkelijk humaan die zich onvoorwaardelijk, zonder onderscheid te maken, vol mededogen inlaat met leven dat lijden, leven dat geen leven is.

Even tussendoor. Een verhaal dat een Duitse vriendin mij vertelde. Zeker, er zijn grotere drama’s, maar dit was een drama dat ze van zeer nabij had meegemaakt en het had haar tot tranen toe bewogen. 

Ergens in Sauerland zag ze dagelijks op een uitgestrekte weide dertien wisenten, tien volwassen dieren en drie kalfjes. Dieren die een groep vormden en toch ook weer individueel en in kleinere formaties hun gang gingen. 

Op een middag stonden ze, zeer saamhorig, lijf aan lijf bij een plaats waar een paar bomen waren gekapt. Ik zal het nooit vergeten, zei m’n vriendin. Zoals ze daar, hun hoofden gebogen over die gevelde stammen, stonden te rouwen. Die dertien wisenten, gehuld in diep verdriet. Vrienden, altijd op hun post, zomaar uit het leven weggerukt. Zeker, er zijn grotere drama’s, maar dit drama, zei ze, is voor mij nu even het grootste.

Ten slotte, ik moet afronden, iets dat me zeer bezighoudt: Wat doen ouders hun kinderen aan wanneer ze hen vlees laten eten. Van nature voelen kinderen zich verbonden met dieren. Al vanaf negen maanden trekken dieren hun aandacht. Een kwestie van gedeelde aardsheid, intens beleefde lijfelijkheid. Hond, poes, eend, paard, vogel en koe behoren tot de eerste vijftig woorden in het vocabularium van peuters. 

Wat gebeurt er nu in het bewustzijn van kinderen wanneer je hun vlees te eten geeft – kinderen die al vanaf zes jaar dieren ervaren als levende wezens met eigen belangen en gevoelens, levende wezens die verdriet kunnen hebben, kunnen lijden? Wanneer het om geanonimiseerd vlees gaat, vlees waarin je geen dier meer herkent, waarschijnlijk niet zoveel. Maar zodra een kind ontdekt dat er achter een kipnugget een kip schuilgaat die na een treurig leven van zes weken al gedood werd en dat de melk die het drinkt oorspronkelijk bestemd was voor een kalf dat direct na de geboorte bij z’n moeder werd weggehaald, komt het psychisch toch wel ernstig in problemen.

Hoe reageren ouders op de bange en kritische vragen die een kind dan kan stellen? Als het goed is, nemen ze het serieus en vertellen ze het trieste verhaal over de vee-industrie. Ik ken ouders die door de vragen van hun kinderen vegetariër of veganist zijn geworden. Ouders kunnen veel van hun kinderen leren. Maar vaak gaat het níét goed en sussen ouders het geweten van hun kinderen door het lijden van de betreffende dieren te relativeren of door hun uit te leggen dat consumptiedieren van een lagere orde zijn, in niets te vergelijken met dieren als honden, katten enzovoort.  Stel dat kinderen dit geloven, hoe groot is dan de schade die ouders in hun bewustzijn aanrichten. Ze verstoren iets heel kostbaars: natuurlijke empathie voor alle levende wezens. Arme kinderen. Arme ouders.

Vredesdienst voor dieren, 22 december 2018 in de Nassaukerk te Amsterdam

Contact

info@vredesdienst.nl

Postbus 94724
1090 GS  Amsterdam

Volg ons